“Als ik geen feedback krijg, doe ik het kennelijk goed.”

 

Adrian Roest over muziekstukken graveren

De meeste aandacht gaat bij muziek eigenlijk altijd uit naar de uitvoerenden en –in mindere mate- de schrijvers. Maar daar waar koren werken met bladmuziek, zit er nog een vaak verborgen schakel tussen. Muziekstukken worden gegraveerd; voorzien van noteringen om het vanaf papier te kunnen spelen. Adrian Roest (bekend van Sela) is één van de graveerders voor de European Choral Club. Hij geeft een kijkje in de keuken.

Graveren, het maken van een partituur… hoe je het ook noemt, Adrian Roest beschrijft het zoals hij het werk benadert: praktisch. “Of het nu gaat om de dynamiek van een muziekstuk, het aanwijzen wie wanneer iets zingt, de leesbaarheid van de noten; ik moet er voor zorgen dat het op papier alles in zich heeft om zo goed mogelijk door iemand anders gespeeld of gezongen te kunnen worden.”

Adrian begon op zijn zevende met het maken van muziek, maar het graveren is iets wat hij gaandeweg leerde. “Ik hield mijn ogen en oren open bij het werken met andere muzikanten. Toen mijn ‘voorganger’ bij de ECC stopte, nam ik net het besluit om meer met muziek te gaan doen. Dat kwam dus mooi uit. Al doende heb ik meer geleerd. Het werk is niet echt een ‘kunstvorm’ voor mij, maar het moet wel goed zijn. Een koorcatalogus heeft zo’n 33 stukken; voor mij 33 kansen om een mooie gravure te maken!”

Het maken van een gravure is een precies werkje waarbij nauw geluisterd moet worden naar de muziekwetten om iets goed over te brengen op papier. Toch zit er een zekere speling in, volgens Adrian. “Je kunt eindeloos schaven aan een gravure. Ik kan op de millimeter nauwkeurig een bepaald dynamiek symbool, zoals mezzoforte (hoe luid / sterk iets gespeeld moet worden, red.) ten opzichte van de muziekbalk zetten. Maar ik moet me dan ook afvragen of het echt iets toevoegt aan de leesbaarheid van de muziek. De leesbaarheid van een stuk staat voorop. Ik had laatst discussie over het aangeven van een triool (een figuur waarmee drie noten in de tijd van twee gespeeld worden, red.). In veel gevallen zijn die noten in de gravure ook verbonden door een haakje, maar niet altijd. Of dat er bij komt te staan, is zo’n detail dat afhangt van hoe duidelijk het voor anderen is.”

Aanwijzingen

“Stukken die ik krijg om te graveren, zijn vaak nog onvolledig in hun notering. Mijn uitgangspunt is: wees als arrangeur helder in wat je wilt, geef zoveel mogelijk aanwijzingen voor graveerders. Anders kan het leiden tot onduidelijkheid of iets bijvoorbeeld solo, als geheel koor of alleen door mannen of vrouwen gezongen moet worden. Ik doe soms suggesties voor verbetering, als bijvoorbeeld de zingbaarheid in het gedrang lijkt. Maar ik pas iets nooit in mijn eentje aan; ik koppel alles terug via de eindredactie. Rechtstreeks contact met arrangeurs heb ik eigenlijk nooit.”

Hoewel hij inmiddels honderden stukken heeft gegraveerd, krijgt Adrian weinig feedback op dit werk vanuit ‘het veld’. “Feedback komt vaak op een lied op zich, niet op de partituur. Het is net als met een scheidsrechter. Als je niet eens door hebt dat hij er is, doet hij zijn werk kennelijk goed. Als wij als graveerders geen feedback horen, doen we het kennelijk goed. Dan leest het stuk zoals het gelezen hoort te worden. Veel mensen hebben denk ik niet door om wat voor details het zoal gaat, zodat zij het goed kunnen zingen. Een goede gravure is belangrijk, maar iets wat ik persoonlijk niet voldoende vindt op papier, blijkt door mijn studenten soms ook gewoon gespeeld te kunnen worden. Dat maakt me bescheiden;  het werk wil ik niet onderschatten, maar ook niet overschatten. Ik denk dat een goede gravure prettiger leest dan een slechte, maar ik denk ook dat de meeste lezers zich daar niet van bewust zijn.”