Organist en dirigent Martin Mans heeft inmiddels al meegewerkt aan meer dan vijfhonderd cd-opnamen. Jaarlijks geeft hij gemiddeld 250 concerten in binnen- en buitenland. Indrukwekkend als die cijfers ook zijn; er zullen weinig dirigenten zijn die maar liefst zeven (!) mannenkoren en ensembles onder hun hoede hebben.
Martin Mans geeft leiding aan De Gouwestem in Waddinxveen (“we hebben zojuist het 200e koorlid ingeschreven!”), het Zaans interkerkelijk mannenkoor in Zaandam, het Chr. Streekmannenkoor Noord-West Veluwe uit Nijkerk, LIBERTAS The Voice of Liberty in Canada, het Groot Mannenkoor Noord-Nederland in Heerenveen, The Martin Mans Formation (een mannenensemble met 20 zangers) en de Urker Mans Formatie.
Het duizelt als je de aantallen op je in laat werken. Duizenden koorleden bij elkaar door de jaren heen, afgewisseld met de overige werkzaamheden van de veelgevraagde organist, die ook nog eens de organist is van de Breepleinkerk in Rotterdam. Tel daar regelmatige televisie optredens bij op en je vraagt je des te meer af welke plek mannenkoren in de agenda van Mans innemen.
“Het is ongeveer 60% van mijn werk” vertelt Mans. “De rest van mijn werk bestaat uit orgelspelen en organiseren. Ik ben ooit begonnen met een jongerenkoor in Ridderkerk, 30 jaar geleden, en door het dirigeren ben ik de mannenkorenwereld binnengekomen. Wat me aantrekt is de afwisseling in mijn werk. Dirigeren is met mensen (samen)werken. Samen tot iets moois komen. Spelen is solistisch bezig zijn. Vaak hoog en droog achter de klavieren van een imposant orgel.”
Wat maakt een mannenkoor in jouw beleving onderscheidend? Wat doet het / maakt het los in vergelijking met gemengde koren?
“Vergeleken met andersoortige koren hou ik van de sound, het geluid. Sonoor, koperkleurig, met lyrische tenoren en kleurrijke ondertonen. Het werken met een mannenkoor is no-nonsens. Mouwen opstropen en ervoor gaan! Daar hou ik van. Verder kan een mannenstem over het algemeen lang mee. Een tenor ziet het niet als degradatie als hij van de 2e tenor naar de bariton verplaatst wordt, omdat hij de hoogste noten niet meer haalt. De bariton is immers een even belangrijke partij. Soms is het lastig dit verhaal kenbaar te maken aan een sopraan die toch eigenlijk naar de altpartij moet verhuizen.”
Kun je omschrijven -aan de hand van een genoemde compositie als voorbeeld- wat je favoriete lied is dat met mannenkoor gezongen wordt en waarom het in jouw ogen juist met mannenkoor effectief is?
“Het zojuist uitgegeven “Knielen” met een tekst van Margreeth Ras. Dit begint in mineur en eigenlijk is elke partij een eigen, lopende melodie. Halverwege komt er een overgang naar majeur en een enorm crescendo van pp naar ff. Dat geeft een geweldig effect. Eigenlijk is een mannenkoor vergelijkbaar met een orgel. Ik hou van de sound, de breedte, de warmte, het stoere!”